De eerst bekende naam van deze drie is Staveren; in oude akten komt de naam Staveren en soms Staveron voor. Het gebruik van de e of o hangt mogelijk af van de voertaal van de schrijver. De naam Staveren betekent waarschijnlijk, ” bij de Staven, de Palen, de Beschoeiing”. Dit duidt natuurlijk op een havenplaats. Een plek waar schepen konden aanmeren en hun goederen lossen of overladen in andere schepen. Op oude stadszegels uit een nog eerdere periode rond 1300 staat nog een andere naam, namelijk: Sigillum Burgensium de Stavria.
Na 1600 komt de naam Stavoren op. In die tijd begonnen alle geschiedschrijvers bij de oude Grieken en Romeinen en probeerden te bewijzen dat hun volk van deze volken afstamde. Zo ook de Friese geschiedschrijvers. Ze kwamen met een hele rij koningen, die in Stavoren gewoond zouden hebben. Hier werd op het Rode Klif de god Stavo vereerd. Zo is mogelijk de naam Stavoren ontstaan.
Een andere uitleg is dat de naam zou betekenen: Sta vooren aan. Stavoren ligt immers op een vooruitstekende punt in de het IJsselmeer, toen de Zuiderzee. Zo burgerde langzamerhand de naam Stavoren in. In de 20 eeuw is de naam Stavoren in Staveren gewijzigd, maar later is deze wijziging weer teruggedraaid nadat een vrachtwagenchauffeur Staveren met het Gelderse Staverden verwisselde!
De naam Staveren heeft aldus de oudste rechten en wordt door de inwoners dan ook meestal gebruikt. In het Fries is het echter niet Staveren, maar Starum. Zodoende heeft onze stad 3 namen: Staveren, Starum en Stavoren.
Ontstaan:
Het oude Staveren is ontstaan op een knooppunt van water- en landwegen. Het lag langs een riviertje, dat in het Vlie uitmondde. Het Vlie, was een brede geul, die de verbinding vormde tussen het Flevomeer en de Noordzee. Eén van de oudste landwegen van het Duitse Rijk liep via Coevorden en Steenwijk naar Staveren en vandaar verder over het water naar Medemblik. Wie langs deze weg reisde, moest bij Staveren dus over het Vlie worden gezet. Schepen uit Utrecht voeren door de Vecht, via het Flevomeer en het Vlie naar de Noordzee en kwamen ook langs Staveren zij konden hierlangs ook Friesland verder invaren. Dit is waarschijnlijk ook de route geweest, die Bonifatius in 754 vanuit Utrecht naar Dokkum heeft gevolgd.
Het vrouwtje van Stavoren
Het vrouwtje van Stavoren is een sage uit de 16e eeuw, die rond 1800 zijn huidige vorm kreeg. De sage vertelt van een rijke koopmansweduwe in Stavoren die woonde in een huis met gouden vloeren en zilveren wanden. Ze bezat meer schepen dan alle kooplieden van de stad tezamen en werd met de dag rijker.
Ondanks haar enorme rijkdom was ze niet tevreden, ze wilde het kostbaarste bezit dat er te vinden was en stuurde een schipper eropuit om dat te halen. Deze kwam na lang zoeken thuis met een lading graan uit Danzig, dat hem waardevoller dan goud leek. Het vrouwtje zag het niet als het waardevolste dat er bestond. Woedend vroeg ze: “Aan welke zijde heb je het graan ontvangen?”, “Aan stuurboordzijde.”, “Gooi het dan aan bakboordzijde in zee!”
Een voorbijganger die dat hoorde zei haar dat niet te doen; zou ze ooit zelf in de bedelstand vervallen, dan zou haar het graan wel goud toeschijnen. Hierop haalde zij de gouden ring van haar vinger en gooide haar met een grote boog in zee. Ze voegde hier aan toe, “Net zo min dat ik deze gouden ring ooit nog terug zal zien, zal ik in de bedelstand vervallen.” Op een dag kwam één van haar dienaren naar haar toe met een gevangen vis, met in de maag van die vis haar eigen gouden ring. Vanaf dat moment keerde haar lot. Tenslotte eindigde zij in grote armoede.
Het Vrouwenzand, een zandplaat in de buurt van Stavoren, is de plek waarvan wordt gezegd dat de kostbare lading in zee is gegooid. Op het zand zou een graanachtig gewas groeien, waarvan in de aren echter geen graankorrels groeien.
Sinds 1969 staat in Stavoren een standbeeld van het vrouwtje.