Elke functie is vitaal
Skûtsjesilen is teamwork. Formeel is de schipper baas, maar in de praktijk speelt iedereen een vitale rol. Dat geldt zelfs voor de ‘roefmeester’, de nederigste aan boord. Je wint alleen door perfect samen te werken. Want het kleinste foutje of misverstand kan tot aanvaring, protest en uitschakeling leiden.
Er zijn vele functies, maar met twaalf personen heb je een complete bemanning. Sommige schippers doen het bij licht weer met nog minder, vanwege het gewicht. Vroeger, toen skûtsjesilen nog ouderwetse ontspanning was, telde een modale bemanning acht koppen. Dat steeg tot veertien, waarna de teams weer kleiner werden. Veel bemanningsleden hebben daarom meerdere taken, waaronder, voor de wedstrijd, de waarneming met de stopwatch om na het attentieschot (tienminutenschot) precies op tijd bij de startlijn te zijn.
(1) De skipper
Volgens de regels is de schipper verantwoordelijk voor gebeurtenissen tijdens de wedstrijd. Hij kan overal op worden aangesproken, ook op het gedrag van zijn manschappen voor en na. Juridisch is hij aansprakelijk voor de gevolgen van slecht schipperschap, bijvoorbeeld als een onnodige aanvaring fataal zou aflopen. Vaak bepaalt hij ook wie als bemanningslid meezeilt.
Bij de SKS moet de schipper zich verantwoorden jegens de eigenarencommissie, behalve bij Bolward en Woudsend, want die zijn particulier eigendom of van de familie. Dat leidt bij die organisatie nog wel eens tot pijnlijke momenten als een schipper wordt afgedankt wegens teleurstellende prestaties. Investeringen in tuigage, verlenging of groot onderhoud worden vrijwel nooit zonder dwingend advies van de schipper gedaan.
Bij de IFKS zijn de meeste schippers zelf eigenaar. Zij moeten elk jaar weer voldoende geld bij elkaar zien te schrapen voor onderhoud en vernieuwing, en de kosten van deelname. Soms vormen ze daartoe met hun bemanning een fonds, dat gezamenlijk wordt beheerd.
(2) De adviseur
Op SKS-skûtsjes zit vrijwel altijd en bij IFKS-ers meestal een doorgewinterde zeil- en reglementenkenner naast de schipper op het achterdek. Hij adviseert de schipper over van alles en nog wat. Hun onderlinge rolverdeling varieert per skûtsje. Op de Grutte Pier (IFKS) bijvoorbeeld zijn de gebroeders Los helemaal aan elkaar gewaagd, ook al staat Delmer aan het helmhout.
Bij Grou en Sneek (SKS) zijn de schippers echt baas en heeft de adviseur een bescheiden positie. Maar op Joure is Baint Kramer een soort ‘schaduw schipper, . Het gaat wel eens mis als schipper en adviseur elkaar niet goed begrijpen, en te goede adviseurs worden nog wel eens van het schip gezet om gezagsproblemen te voorkomen of op te lossen.
(3) De fokkenist
Bij de fok zitten op grote skûtjes drie mensen: de fokkenist, zijn maat en de ‘foarhâlder’ die hen bij hun zware werk assisteert. Omdat de fok het schip net zo goed stuurt als het roer en de fokkenist voorop beter kan zien hoe dicht ze bij boei of tegenstander liggen, is communicatie tussen fokkenist en schipper van levensbelang.
Dat gaat meestal niet met gebrul, want daar zijn de schepen te lang voor en de heren te beschaafd. Kleine gebaartjes met vinger, of oogcontact, zijn soms al voldoende. Een goede fokkenist ziet vlaagjes in de verte aankomen, om er ‘melkend’met zijn schoot optimaal van te profiteren.
(4) Skoatemannen
Aan het grootschoot, het touw waarmee het grootzeil wordt aangetrokken of gevierd, zitten drie sterke kerels. Voor vrouwen is dit werk bij stevige wind te zwaar. Ze trekken niet alleen, de eerste ‘skoateman’ voelt ook bijna intuïtief hoe het zeil erbij staat en hoe strak het touw moet worden getrokken. Hij praat tijdens de wedstrijd vaak mee over de te volgen taktiek, omdat hij nu eenmaal op het achterdek staat.
(5) Swurdemannen
Aande wind moet het leizwaard naar beneden om het schip scherp te laten zeilen. Bij een koerswending moet het ene zwaard op het juiste moment omhoog en het andere neergelaten, soms naar beneden gestampt. Op water met ondiepten moet de zwaardenman voortdurend reageren op de diepte, die wordt aangeduid door de peiler. Want een zwaard dat door de modder schuurt, remt. En als het in zand vastloopt, kan een schip zomaar omslaan. Dit gevoelige werk is bij uitstek geschikt om door vrouwen te worden gedaan. Maar ‘swurdefrou’ wordt niet vaak gezegd.
(6) De peiler
Het is de op één na laagste functie in de hiërarchie, maar ontzettend belangrijk. De peiler moet op ondiep water de hele middag de peilstok (vroeger ook wel ‘gearde’ genoemd) hanteren om de diepte te meten. Aan de markering kan de ‘swurdeman’ dan zien of hij de ‘swurdsloper’ moet aantrekken of iets vieren. Bij windstiltes duwt de peiler het schip vaak stiekem vooruit. Dat is tegen de regels, zodat het heel ‘sneaky’ moet gebeuren. Sommigen zijn daar een meester in.
(7) De liereman
Bij de mast houdt de liereman het grootzeil en soms ook de fok op de juiste spanning. Bij veel skûtsjes moet er bij elke koerswending een tandje bij of tandje af, omdat ze niet zuiver symmetrisch zijn. Behalve met de ‘val’ aan de gaffel wordt het zeil ook op spanning gehouden in de ‘halshoeke’ van giek en mast. De goede liereman heeft net zoveel verstand van de gewenste spanning in de zeilen als een goede schipper.
(8) De roefmaster
De nederigste functie aan boord is die van roefmeester. Deze ‘jongste bediende’ (in een enkel geval een bejaarde) staat meestal al in de roef, waar hij alles op orde heeft. Gereedschappen, zonnebrillen, wanten, touwtjes, protestvlaggen: alles ligt er voor het grijpen, zodat het na een commando binnen twee tellen beschikbaar is.
Als tientallen meters grootschoot worden ingehaald, zorgt de roefmeester ervoor dat het touw keurig wordt neergelegd, zodat het zonder knopen weer gevierd kan worden. Vroeger werd zo’n mannetje zelf wel aan het uiteinde gebonden, zodat hij als ‘borg’ fungeerde als de schoot na een klapgijp te hard werd aangetrokken.
De roefmeester voorziet dorstige bemanningsleden geregeld van drinken. Dat hoort koude thee te zijn, maar tegenwoordig is het ook vaak frisdrank, Spa blauw of zelfs, o vreselijk, een sportdrankje. Na de wedstrijd laat hij de roef keurig opgeruimd achter.