Vlagvoering in de watersport
Vlaggen kunnen onder andere zijn:
– natievlaggen;
– vlaggen uit het Internationaal Seinboek;
– wedstrijdvlaggen;
– geuzen;
– eigenaarsvlaggen.
Standaarden
Komen in verschillende vormen voor. Met name als:
– vlaggen;
– vlaggen met insnijding, de zogenoemde zwaluwstaart;
– als driehoekige vlaggen, meestal in de verhouding 1:2 of 2:3.
Voorbeelden:
– persoonlijke vlaggen van vorstelijke personen, welke in ons land vierkant van vorm zijn;
– standaards van militaire bevelhebbers, welke veelal een insnijding vertonen;
– clubvlaggen van watersportverenigingen. Deze moeten, ongeacht hun vorm, tot de standaarden worden gerekend.
Zie verder onder “Verenigingsstandaarden”.
Uitzonderingen zijn de oorlogswimpel aan boord van marineschepen en- bij feestelijke gelegenheden – de oranje en de rood-wit-blauwe wimpel, die alle zeer lang en smal zijn en waarvan de eerstgenoemde een insnijding heeft.
De windvanen en wakers op scherpe jachten zijn rechthoekig, de vleugel op rond- en platbodemjachten is lang en smal en op een zogenoemd scheerhout bevestigd om goed vrij van de mast te blijven.
Aangezien het geen officiële vlaggen zijn, mogen zij boven de verenigingsstandaard worden gevoerd.
De kleuren zijn scherp contrasterend met de lucht en de voorkeurkleuren zijn rood en marineblauw.
Het halende part van de vlaggenlijn wordt op de oogsplits bevestigd met een schootsteek, bij stormachtig weer of op zee bij voorkeur met een dubbele schootsteek. De staart wordt met een schootsteek bevestigd aan het andere eind van de vlaggenlijn.
Seinvlaggen hebben boven de vlag vaak een houten knuttel en aan de staart een oogsplits of ook wel op beide plaatsen een speciale musketon, één en ander om zowel vlaggen op elkaar te steken tot een sein als ook om hen aan de vlaggenlijn te bevestigen. De vlaggenlijn is dan ook ingericht voor het aanslaan op de beschreven wijze.
Bij de nationale vlag heeft het aanslaan met de schootsteek verreweg de voorkeur. De vlag kan alleen op deze wijze correct worden voor gehesen met de bovenzijde tot tegen de knop van de vlaggenmast.
Vlaggenlijnen van gevlochten materiaal voldoen het beste omdat deze minder nijging tot kinken hebben dan geslagen lijnen. Gevlochten polyester is een goede keuze.
Vlaggen worden na gebruik opgevouwen, “opgedoekt”, waarna de staart van de vlaggenlijn enige malen om de opgevouwen vlag wordt gewonden en met een slipsteek vastgezet.
Nat geworden vlaggen moeten natuurlijk voor het opdoeken uitgehangen worden om te drogen.
De vlaggenstok kan iets naar stuurboord worden verplaatst wanneer de tuigage of de uitrusting van het schip een positie in het midden op het hek niet mogelijk maakt. Let ook op de helling van de vlaggenstok, die het beste op het oog kan worden vastgesteld. De stok moet zo lang zijn dat de vlag met de onderkant goed vrij blijft van de reling en dat de vlag niet over het dek of in de hekgolf dweilt. De stok bij voorkeur van gelakt essenhout. In de knop een schijfje, zodat de vlag met een vlaggenlijn kan worden gehesen en neergehaald. Ronde en platbodemjachten hebben de vlaggenstok op het aangehangen roer, waarbij jachten waarvan de gaffel een gebogen vorm heeft een gebogen vlaggenstok voeren. Andere ronde en platbodemjachten hebben, evenals andere pleziervaartuigen, een rechte vlaggenstok. Wanneer het bij andere typen pleziervaartuigen ook gebruikelijk is de vlaggenstok op het roer te voeren en bij bepaalde typen vrachtschepen de vlaggenstok op het helmhout staat, dan is het zeker zinvol deze traditie voort te zetten. De natievlag mag nooit aan het achterstag gevoerd worden. Bij yawl- en kits getuigde schepen wordt de vlag tijdens het varen gevoerd in de achter mast. De vlag kan het beste aan een vlaggenstokje worden bevestigd, dat in de mast wordt gehesen. Bij het hijsen van de vlag in de mast zelf waait deze vaak niet goed uit door de werveling achter de relatief dikke mast, terwijl hij bovendien in de vallen verward kan raken. Als het schip een gaffelzeil heeft, is op het achterschip tijdens het zeilen vaak geen goede plaats voor de natievlag. Dit komt door de vaak lange giek die over het hele achterschip heen gaat. Dan voeren we de vlag aan het achterlijk van het grootzeil, juist onder de gaffel. Aan het gaffeluiteinde hoort dan een blokje te worden bevestigd, zodat de vlag na het hijsen van de zeilen aan een vlaggenlijn kan worden gehesen en voor het strijken van de zeilen kan worden ingenomen. Motorboten met een achter het midden geplaatste mast, voorzien van een gaffeltje, kunnen tijdens het varen van dit gaffeltje vlaggen. Als de natievlag in de achter mast of aan de gaffel wordt gevoerd, kan hij wat kleiner zijn dan wanneer hij op het hek of roer staat. Om een indicatie te geven over de afmetingen van de natievlag kunnen we stellen dat de hijs ten minste 6% moet bedragen van de lengte van het pleziervaartuig.