Toen wij hier aankwamen stond er een groot bord met de volgende tekst erop:
De Scute
Welkom
Bavaria
Club
Nadat iedereen aan de voorkant van de loods een plaatsje had ingenomen kregen wij van een vrijwilliger stand op een metalen trap de geschiedenis van De VZW De Scute te horen.
De vzw De Scute is opgericht in 1992. Bedoeling was en blijft het maritieme erfgoed uit het vissersverleden van Blankenberge te herwaarderen.
Medestichter Achilles Wittevrongel, de zeilmaker, liep al lang rond met de idee de legendarische Blankenbergse schuit te herbouwen. Maar er was een krachtige impuls nodig uit het Pajottenland om de droom in daden om te zetten.
Muzikant en instrumentenbouwer Herman Dewit kwam daar bij het zoeken naar een plan voor de bouw van een kleine zeilboot bij de historicus en archeoloog, wijlen Luc Casaer, terecht.
Die was al jaren bezig met het bestuderen van het Europees maritiem erfgoed, en samen zakten ze naar Blankenberge af om de start te helpen voorbereiden van de bouw van die platte en zware schuit waar onze vissers van de 17de tot het einde van de 19de eeuw de Vlaamse banken mee hebben bevist.
Ze kregen spoedig versterking van Daniël Bossier, een vishandelaar uit Halle en zoon van een Zeebrugse visser, en logistieke hulp van Frank Panesi en Leo Feytens. Bij de stichters van de vzw zaten ook twee scheepsbouwers uit Zeebrugge, Gustaaf en Urbain Haerinck.
Zeven jaar hebben de pioniers van de vzw De Scute de vele hindernissen – technische en financiële – genomen. En in 1999 had onder massale belangstelling de tewaterlating plaats van de B1 Sint-Pieter. Tussen de polyester plezierjachten ligt die zware open schuit nu in de vroegere Blankenbergse vissershaven als monument om te herinneren aan ons rijke, maar harde vissersverleden.
Die groep vrijwilligers van de vzw De Scute bouwt ondertussen al weer sinds 2000 aan een loodskotter uit de 19de eeuw. De tewaterlating was gepland voor 2008, maar is voor onbepaalde tijd uitgesteld door de renovatie van de B1 Sint-Pieter.
Recent kreeg de vzw De Scute van het stadsbestuur van Blankenberge ook het beheer over de visserssloep Jacqueline-Denise. Die sloep werd in opdracht van het stadsbestuur gerestaureerd op de werf van Jan Vandamme in Zeebrugge.
Met die schepen wordt geregeld voor onze kust gevaren met belangstellenden, maar het is ook de bedoeling deel te nemen aan internationale manifestaties. De schuit Sint-Pieter geraakte in 2001 na een avontuurlijke tocht al op het eiland L’Ile Tatihou nabij St-Vaast La Houque in Normandië.
Aanleiding was een tentoonstelling over de Vlaamse visserij in het lokale maritieme museum. In 2005 trok de schuit ook grote aandacht door deelname aan Sail Amsterdam.
De vzw De Scute heeft duidelijk iets losgemaakt in Vlaanderen, want kort na het verschijnen van de Blankenbergse schuit zijn op diverse plaatsen groepen gestart met het restaureren of herbouwen van historische schepen en op korte tijd groeide ook in Vlaanderen belangstelling voor ons maritiem erfgoed. In Nederland, Frankrijk en Engeland was men daar al tientallen jaren enthousiast mee bezig.
De vzw De Scute telt ruim 80 leden en medewerkers en kan ondertussen rekenen op financiële steun van de stad Blankenberge, de Vlaamse Gemeenschap en kreeg tijdelijk zelfs subsidies van de Europese Commissie. Toch zijn particuliere sponsors nog hard nodig om de bedrijvigheid van de vzw in stand te houden.
De vzw De Scute organiseert ook geregeld muzikale manifestaties: kerstconcerten, Jazz op de Schute e.a. Ze heeft zelfs een Schute-orkest opgericht. Dat heeft te maken met pionier Herman Dewit en zijn folkgroep ‘t Kliekske, die naar De Scute een pak muzikanten meegebracht heeft. Bij elk feest van de vereniging krijgen die de stille wenk hun instrumenten niet te vergeten. En dat geeft de vereniging een extra culturele dimensie.
Tijdelijk ligt de bouw van de loodskotter stil omdat de B1 Sint-Pieter uit het water is gehaald voor een grondige renovatie. De huidplanken bleken ernstig aangetast door de gevolgen van de olmenziekte. De schuit krijgt nu nieuwe huidplanken, een moeilijke en dure operatie, en is daarom ondergebracht in een gehuurde loods aan het Bevrijdingsplein, de westelijke toegang tot de jachthaven.
Tijdens de uitleg over De VZW De Scute kregen wij een borrel aangeboden, men kon kiezen uit Citroen jenever of Oude Hasselt jenever. Deze drankjes gingen er bij iedereen gewillig in.
En nu iets over de Blankenbergse schuit of scute B1 Sint Pieter.
Hoe ze precies ontstaan zijn is niet duidelijk, maar van de 17de tot de 19de eeuw beheersen de Blankenbergse schuiten onze zeevisserij aan de oostkust. In de 15de eeuw telde de Blankenbergse vissersvloot naast veel kleine bootjes ook een 10-tal grotere schepen, meestal haringbuizen.
Maar in de 16de eeuw verschijnt die kloeke schuit of scute voor het eerst in beeld. Op een schilderij van omstreeks 1550 van de school van Lanceloot Blondeel, met een afbeelding van de haven van Nieuwpoort, zien we een aantal vissersboten die sterk gelijken op Blankenbergse schuiten.
De Blankenbergse schuit heeft het silhouet van een middeleeuws scheepje. Sommigen menen dat ze teruggaat op de kloeke zeeschepen van de Menapiërs, of zelfs van de Noormannen. De Middelnederlandse benaming scute is wellicht verwant met de benaming skuta uit oude Vikingteksten. Feit is dat de schuit vooral gelijkenissen vertoont met de Zeeuwse kogge (een soort van vrachtschip) en de dogger waarmee op kabeljauw werd gevist.
Vorm en constructie
Blankenberge had geen schuilhaven en de schepen moesten er op het strand aanmeren. En als er behoorlijk wat branding stond, moest de schuit het bonkend aankomen op het strand aankunnen. Geen nood. Het was een bijzonder stevig gebouwd schip met platte bodem, van ruim 11m bij een kleine 5m en met een hoogte van 3m. Ze stak maar een halve meter onder de waterspiegel.
De schuit had geen kielbalk, die zou maar hinderlijk zijn geweest bij het stranden. Wel liep van voor- tot achtersteven een stevige eiken plank. Dwars op die kielplank stonden dicht bij elkaar de zware eiken spanten, waarop de brede planken (gangen) van de buitenhuid vastgespijkerd werden, samen met voor- en achtersteven.
Die planken waren in olmenhout van 5cm dik en werden overnaads aangebracht. Dat betekent dat de onderrand van elke plank over de bovenrand van de vorige kwam. Aan elke kant van de kielplank stonden 9 gangen. De naden tussen de planken werden met hennepvezels en pek dicht gekalfaat. Om dat kalfaat vast te houden kwam daar nog een lat over.
De scheepsboord naar de voorsteven toe liep hoog op, was gezeegd. Die voorsteven was daarenboven vrij rond, en dat bepaalde ook sterk het beeld van de Blankenbergse schuit.
mast en zeilen
Het schip had twee strijkbare masten: de grote mast van zo’n 13 meter rustte in een zwaar blok aan de kielplank en was ook aan de brede dwarsbank van het schip bevestigd; de kleine mast of fokkenmast van 6 à 7m leunde tegen de voorsteven en was vastgemaakt met een touw. Op de spitse top van de grote mast stond een ijzeren spil, waarrond de windvaan met rode wimpel waaide.
Het zeilschip was emmergetuigd, met andere woorden de nagenoeg vierkante zeilen waren aan een ra opgehangen. Doordat die ra’s op een derde van hun lengte vastgebonden waren aan de mast, hingen ze wat schuin. De natte katoenen zeilen en vooral de ra’s waren vrij zwaar, en werden daarom met een stel katrollen opgetakeld.
De Blankenbergse schuit had dus geen kiel en dat had het grote nadeel dat het schip bij het zeilen sterk afdreef. Om dat driften of verlijeren tegen te gaan, had het schip over beide zijboorden een zwaard hangen. Dat waren trapeziumvormige borden van bijna 4m lang en 80cm breed.
Het zwaard aan de lijzijde werd telkens neergelaten. De vissers maakten het zwaard met touwen aan drie bolders op het scheepsboord vast. Als de schuit van koers veranderde en de wind van de andere kant kreeg, moest de bemanning tegelijk de zeilen strijken en aan de andere kant weer optrekken, en het zwaard optrekken en dat van de andere kant neerlaten. Neen, gemakkelijk zeilen was het niet met zo’n Blankenbergse schuit.
Uitrusting en bemanning
De Blankenbergse schuit was voor een groot deel een open schip zonder dek. Wel was aan de voorkant een overdekte roef getimmerd van 4 bij 4m en 1m30 hoog, als verblijf voor de bemanning. Langs een schuifdeur konden de vissers erin kruipen om te rusten op twee brede planken, één langs elke scheepswand.
Er stond ook een kachel, een duveltje, met kolenbak om zich te warmen, koffie te zetten en vis te bakken. Voorts was in de roef nog een spinde, een kastje met proviand. Aan de zoldering hing een petroleumlamp. Achter de roef lag de put met netten, ankers en boeien. De brede mastbank lag dwars over die open ruimte.
Tegen de achtersteven was een verhoog getimmerd van waarop de stuurman zijn roer kon bedienen. Aan stuurboord stond daar de visbak. Tegen de achtersteven was een kotje gebouwd waar het kompas en ander klein gerei in opgeborgen werd. Bij rustig weer kon de stuurman dat kotje ook als zitbank gebruiken. Het roer was een zogenaamd vissend roer, dat gedeeltelijk onder de bodem uitsteekt, maar opgehaald kon worden in ondiep water.
De bemanning van een schuit bestond meestal uit 5 man: de schipper, drie vissers en de scheepsjongen of laver. De scheepsjongen moest niet alleen geregeld koffie zetten en voor de kachel zorgen, maar ook de zeilen nat houden. Hij deed dat met een uitgehold stuk hout met lange steel.
De katoenen zeilen waren indertijd niet zo luchtdicht en vingen meer wind als ze nat waren. (Als de scheepsjongen tot aan de windvaan kon gieten, mocht hij met de dochter van de schipper trouwen).
Traditionele bouwmethode
De Blankenbergse schuit werd gebouwd aan de voet van de duinen aan de zeezijde. De scheepsbouwers hadden daar steeds een aantal kromgegroeide boomstammen in voorraad. Voorsteven en spanten werden uit zo’n kromme boom gehouwen met dissel en bijl. Nadat de scheepsbouwers boven de kielplank het eiken geraamte hadden opgezet, begonnen ze aan het buigen van de olmenplanken. Dat gebeurde boven een houtvuur terwijl de planken voortdurend besproeid werden met water.
Getekende plannen gebruikten de bouwers nauwelijks. Wel hadden ze een aantal mallen liggen die keer op keer opnieuw konden worden gebruikt. De schuit heeft immers bijna vier eeuwen lang nauwelijks wijzigingen ondergaan. Ook toen de vissers van Oostende en Nieuwpoort al lang veel vluggere en beter wendbare kielschepen bouwden, bleef de Blankenbergse visser trouw aan zijn schuit, die de Oostendenaars smalend padde noemden. De laatste platboomde Blankenbergse schuit, de B17 De Vrijheid werd in 1904 uit de vaart genomen.
De B1 Sint-Pieter
Niemand kon toen vermoeden dat bijna een eeuw later een groep enthousiaste mensen uit heel uiteenlopende kringen een spiksplinternieuwe Blankenbergse schuit zou bouwen. Bij gebrek aan plannen gingen ze bestaande schaalmodellen opmeten. Aan de hand van die opmetingen maakte Ward Heineman bijzonder nauwkeurige tekeningen die meer dan bruikbaar waren om te starten.
Maar het gebrek aan plannen was maar één van de vele hindernissen die de vrijwillige scheepsbouwers moesten nemen. De hindernissen waren zowel van financiële als technische aard. Het moeilijkste probleem was het vinden van deugdelijk olmenhout voor de dikke huidplanken. Het meeste olmenhout was aangetast door de olmenziekte.
Het alternatief, eikenhout ook voor de huidplanken gebruiken, was niet wenselijk omdat bij de historische schuiten altijd olm was gebruikt. Maar met eiken buitenplanken wilde het ook niet lukken, omdat die dikke eiken planken zich niet zomaar lieten plooien.
En bij sommigen groeide de twijfel over de haalbaarheid van het project. Tenslotte werd toch overgeschakeld op olm. De meeste scute pioniers hielden vol en op 10 september 1999 kon de B1 Sint-Pieter onder massale belangstelling te water worden gelaten.
Maritiem Scute museum
Sinds 1 mei 2008 beschikt de vzw De Scute ook over een bescheiden museum op de bovenverdieping van de Scuteloods, waar momenteel de Blankenbergse schuit B1 Sint-Pieter gerenoveerd wordt.
Het museum bestaat uit voorwerpen, tekeningen, foto’s en dvd’s over de Blankenbergse visserij uit vorige eeuwen en over het herbouwen van de legendarische Blankenbergse schuit. Blikvanger is een groot schaalmodel van de Blankenbergse schuit, dat door de maker ervan, Jan Vandamme, in bruikleen werd gegeven.
Ook een tekening van die schuit, wellicht van de hand van Ward Heineman, met de benamingen van alle onderdelen van de schuit is een zeer waardevol document. Die tekening werd door Scutelid Rolf De Cock op een rommelmarkt op de kop getikt.
e eigen verzameling van de vzw De Scute is aangevuld met waardevolle stukken uit de collectie Bayot. Cyriaque Bayot is een industrieel uit Ecaussines die veel belangstelling had voor erfgoed uit de scheepvaart.
Hij legde een indrukwekkende verzameling aan van voorwerpen die herinnerden aan de scheepvaart en de scheepsbouw van vorige eeuwen; in het begin vooral van de binnenvaart, later ook van visserij in de Scheldedorpen. Toen zijn collectie uit haar voegen groeide verkocht hij delen ervan onder meer aan de stad Blankenberge.
Nadat wij in de Scuteloods de uitleg en de werkzaamheden in ons hadden opgenomen was het tijd om afscheid te nemen, daarna zijn Maria en ik weer met het pontje overgevaren om bij de bakker het bestelde brood op te halen.
Daarna zijn wij terug gelopen naar onze boot om daar even te rusten want om 15:15 uur moesten wij weer voor het clubgebouw van de VNZ klaar staan om naar het Belle Epoque Centrum te gaan.